Kaos verhaal IIn het begin was alles. Alle elementen waren er al maar ze vlogen van links naar rechts, van boven naar beneden. De dingen waren er nog niet in de vorm die ze vandaag de dag hebben. Het alles hete Kaos. Kaos lag in een groot moeras. Het sliep. De elementen bewogen op het ritme van zijn ademhaling. Soms draaide Kaos zich nog eens om, en alles draaide met hem mee. Kaos kon ontzettend snurken, het geluid was oorverdovend. Dat maakte niet uit, want er was verder nog geen leven. En als er wel leven was, dan had Kaos dat ook zeker niets uit gemaakt.

Zon bewoog al een aantal jaar om Kaos heen. Vaak ver weg van zijn grote gapende mond. Aan de andere kant van zijn grote gezicht bewoog zij. Nog niet zoals nu op in het oosten en onder in het westen. Ze werd alle kanten opgeblazen van links naar rechts. Van onder naar boven. Tot op een dag Zon Kaos wist vast te pakken. Ze wroette haar warme handen in de koude natte klei. Met haar ene hand wist ze een graspalm vast te pakken en in de andere hand nam zij een klont klei. Ze bekeek de klei op haar handpalm en bedacht het lijkt net een mannetje. Ze ving een eikeldopje uit de lucht en zette het dopje op het mannetje zijn kleikopje. De zon schrok toen ze het mannetje zag bewegen en in een sprongetje stond het mannetje op. Zon die absoluut niet van verantwoordelijkheid hield zette het mannetje snel op de grond. En vervolgde haar weg al grijpend in het koude moeras. Maar bij elke greep ontstonden er meer mannetjes en vrouwtjes. Zon die altijd alleen rond Kaos had gevlogen was blij niet meer alleen te zijn. Ze zette het kleivolk eikeldopjes op, stak takjes in hun hoofd als haar en gaf ze sjaals van gras.

Door al die warmte van de zon en de elementen die opeens een plek kregen bij de kleifguren begon Kaos te merken dat hij minder lekker kon woelen en tieren. Als hij zich om probeerde te draaien in zijn grote moeras merkte hij dat sommige delen van het moeras waren opgedroogd. En er zweefden allang niet meer zoveel elementen door de lucht. Het gebied Kaos werd kleiner en kleiner. Tot er op een gegeven moment alleen nog maar zijn gelaat was, wat als een berglandschap op de aarde lag.




Kaos verhaal ll
Zon keek achterom en zag een rits van kleifiguren achter haar aanlopen. De kleifiguren waren uitbundiger geworden nu Kaos was opgedroogd en de sterke wind was gaan liggen. Ze konden makkelijker lopen nu de grond hard was. Ze begonnen hun eerst nog natte huiden te warmen aan de stralen van de zon. Hele brokken modder braken af en daar verscheen een neus, een mond, een oog, een arm, een been.

De aardfiguren zagen er anders uit dan hoe de mens eruitziet. Zij hadden in tegenstelling tot ons, vier armen, vier benen, twee hoofden, twee neuzen, vier ogen, twee monden en een bolvormig lichaam. De bolvormigen keken de zon aan met wel honderden kraaloogjes. “Zeg ons waar we heen moeten” riep er een. “Ja, wat is de bedoeling van dit alles” riep de ander.

Zon wist zich geen raad. Had ze zich maar nooit aan Kaos vastgeklampt. Het was niet haar bedoeling geweest een volk te creëren. En zo zonder wind wist zij helemaal niet welke kant zij op moest. Het was dan wel ellendig dat zand in je ogen en soms was ze misselijk geweest van al het gewiebel. Maar ze had in ieder geval niet zelf hoeven beslissen. Nu moest zij opeens een keuze maken voor haar zelf en een volk van bolvormigen.

Ik vertik het dacht de Zon en ze zette zich af tegen de aarde en zweefde langzaam omhoog. Tot de bolvormigen alleen nog maar haar stralende gezicht konden zien.




Dag 812: De Nieuwe Mens
Dag 108

Op dag 108 was de mens nog bolvormig. Zij hadden twee gezichten, vier armen, vier benen, vier ogen, twee monden, twee neuzen, twee geslachten: man-man, man-vrouw, vrouw-vrouw. Ze leefden in harmonie op Kaos. Althans harmonie in de vier ogen van de Bolvormigen. Kaos vond het maar niets. Tot de komst van de Bolvormigen had het rustig kunnen aanmodderen. Het had bestaan uit een enorm moeras waarin de dingen bewegelijk waren. Net als hen zelf het was onzijdig, zowel mannelijk als vrouwelijk. Alle elementen waren in balans. De ademhaling van Kaos deed de wind waaien en niets was voor eeuwig. Zon bewoog al jaren op het ritme van de ademhaling van Kaos. Van links naar rechts, van onder naar boven, soms langzaam, soms snel. Ze was er misselijk van geworden. Op een dag wist ze zich vast te grijpen aan een graspalm. Doordat de warmte van haar stralen in contact kwamen met de natte aarde ontstonden de Bolvormigen. Zon kon er niets aan doen. De Bolvormigen onstonden elke keer als zij zich vastgreep in de aarde. De kloeten zand die zij lostrok kwamen tot leven.Zon deed het moeras opdrogen en de Bolvormigen liepen over Kaos alsof het van hen was. Zo kan het niet langer dacht Kaos, en hij bliksemde de Bolvormigen uit elkaar.

Dag 810

Sanse lag in het gras, de wind deed het gras bewegen. Het leek wel een landschap van kippenvel. Net als de haren in haar nek toen Eber haar zijn drie sterren had gegeven. Een ster voor zijn gevoelens, een ster voor zijn gedachten en een ster voor zijn schaduwkant. De mens bestond inmiddels al zevenhonderdtwee dagen uit losse wederhelften en liep jammerend over Kaos. Om dit gemis op te lossen had Koning Ibrahim besloten dat ze zouden gaan werken met doosjes en sterren. Ieder wederhelft droeg een bakje van klei en drie sterren. In het bakje van klei konden de drie sterren, althans als je dezelfde vormen had. En daarmee dezelfde intentie. Sanse wilde dolgraag weer bolvormig zijn. Ze had het heerlijk gevonden zo rond en heel te zijn. Met de sterren zouden zij en Eber bolvormig kunnen worden. Althans als ze in de kleivorm van Sanse pasten.
‘En?’ had Eber gevraagd, terwijl hij Sanse verliefd had aangekeken.
‘Ja, het gaat’ had Sanse gezegd.
Maar het ging helemaal niet. De ster voor zijn gevoelens had gezwommen in haar vorm en ze zouden een stukje van zijn gedachten moeten wegsnijden zou die ster ooit moeten passen. De ster van zijn schaduwkant paste precies. Het gleed in haar vorm en was er ook niet meer uit te pulken. Sanse had besloten het maar eventjes te laten. Haar frustratie en haar gevoelens voor Eber dwongen haar te liegen. Ze zou een vijltje pakken en elke dag een stukje van zijn gedachten vijlen. Haar te veel aan gevoel zal zijn gebrek aan gevoel wel opvullen. Zo hoopte ze.
‘Eten!!!’
Sanse keek op, Eber stond aan de andere kant van het veld.
‘Kom!!!’ riep hij en hij zwaaide met zijn armen.
Sanse stond met tegenzin op. Hoe kon ze hem voor de gek houden.
Grijnzend zat Eber aan tafel. Onbewust van mijn leugens dacht Sanse.
‘Op een dag wel tevree. Zaten de stier, de geit en het varken aan het diner. Amen.’ grinnikte Eber.
Sanse wenste dat Kaos haar gedachten kon horen.
O, lieve Kaos. Jij zo groot. Help me mijn bedrog te vervullen. ‘Amen’ zuchtte ze.

Kaos lag kilometers verderop te slapen in een kleine modderpoel. Die was niets meer vergeleken met wat het vroeger was.
‘Niets meer dan een varken ben ik nu’ bulderde hij.
‘Dikke zeug’ kraaide Donna vanuit de lucht.
Donna hield van het waaien van Kaos. Gewillig liet ze zich alle kanten op blazen.
‘O jij’ denderde Kaos. ‘Help me liever, in plaats van me nog belachelijker te maken. Ga naar Sanse. Ze heeft een wens die je goed zal passen.’
Donna vloog weg, Kaos vervulde niet vaak wensen van de mensen. Dit moest wel een gruwelijke wens zijn. Waar niets meer dan ellende van kon komen.

Sanse zat op een bankje voor hun huis, het eten van Eber borrelde in haar maag. Alsof haar verraad zijn goedheid probeerde uit te koken. Ze hoorde gekras in de lucht, maar zag niet wat het geluidveroorzaakte. Vanachter een stenen muurtje kwam een kraai aanlopen. Maar deze kraai had vreemde ogen: blauw en wit omrand, als een mens. Met een zwart puntje in het midden. De kraai liep rustig naar haar toe en begon met praten.
‘Sanse, je wens is gehoord.’
‘O echt, kraai!! Is er een oplossing voor mijn bedrog’.
‘Mijn naam is Donna, waag het niet me nog eens kraai te noemen’
‘Sorry, ik ben alleen zo blij. Dit bedrog is ondragelijk. Wat moet ik doen?’
‘Je gaat met mij mee naar Kaos en die oen van een man van je ook.’ kraste Donna.

Sanse, Eber en Donna stonden voor de grote poel waarin Kaos zich wentelde. Zijn gezicht was zo groot dat zij alleen de onderkant van zijn kin zagen. Kaos sliep en zijn ademhaling zorgde ervoor dat zij zich moesten vasthouden aan de takken rondom de poel. Donna vloog op en bleef hangen in zijn ademhaling. Ze veerde van hoog naar laag.

‘Kaos, ik heb ze. Ze zijn hier. Word wakker.’ kraste ze.

Kaos rochelde zichzelf wakker en draaide zijn grote gezicht om waardoor de wind opeens onder Donna wegviel en ze bijna in de poel belande. Ze wist zichzelf nog net te redden en landde naast Sanse en Eber.

‘O, daar zijn jullie’ bulderde Kaos. Terwijl hij ze met een schuin oog bekeek. ‘Dus jullie passen alleen qua schaduwkant bij elkaar. Helaas wat sneu.’ grinnikte Kaos. ‘Dat betekent dat jullie hier zullen moeten blijven. De schaduw is hier. Vanaf nu ook geen wederhelften meer. Alleen maar helften, die enkel bij elkaar passen door list en bedrog. Morgen is de ceremonie.’

Dag 812

‘Hoe kon je me dit aandoen?’ fluisterde Eber venijnig.
‘Het spijt me, ik ben verliefd.’ fluisterde Sanse terug.
‘Ik ook’ fluisterde Eber zacht.

Zonder er nog langer over na te denken trokken zij hun ijzeren pakken voor de ceremonie aan. Met hun voeten gingen zij in de modderpoel van Kaos staan. Kaos begon te woelen en te draaien. De modder kolkte om hun benen heen en de zuiging zorgde ervoor dat zij dieper zakten. Sanse en Eber keken elkaar aan. Ze waren in ieder geval samen. Kaos begon te steunen en te kreunen. Donna vloog hard om hun heen. De wind loeide. De bomen ruisten en de wortels maakten kraak- en slurp geluiden. De geluiden werden steeds heftiger en eindigde in een harde bliksem. Die insloeg op de ijzeren pakken van Sanse en Eber.

Vanaf dag 812 zijn Sanse en Eber de eerste hedendaagse mens. Die niet bij elkaar past of misschien een piepklein beetje. Omdat ze het graag willen geloven.






de hond is boos
de hond is boos
de hond is boos op mij
ik zeg dat ze geen poep mag eten
en doet ze het dan toch
en kom ik te dichtbij
dan word ze boos op mij



La Playa
Maartje is naar de wc. Ik staar wat voor mij uit, de discotheek is vol. Links zie ik ogen naar me kijken. Ik kijk niet terug, niet nu, misschien later. Achter me probeert een slinger meisjes door de massa heen te komen. Ik sta ze in de weg en besluit dat ik me door ze laat meevoeren. De slinger leidt naar de bar. Ik bestel een baco, ik heb eigenlijk al genoeg op maar ik moet mijzelf iets te doen geven. Maartje is eigenlijk een ontzettende trut’ bedenk ik.



thuis
ik woon nog bij mijn ouders
een tijdje niet en nu weer wel
ik praat soms met een vreemde
dan zeg ik dit niet zo snel



de trein zit vol
de trein zit bomvol
er kan geen hond meer in
was ik maar zo’n hond
dan zat ik tegen je aan
in plaats van hier zo tussen in
dan mocht ik trillend op m’n poten
me vastklampen in je jas
en al mijn angsten laten varen in een angstplas 



-
ik ben een eurwurm
als ik de mensen heur
en ze vragen me warum
dan kreup ik in hun eur
en draai ik alles um.



-
ik kijk heel ver
er is geen blad
het is ongelovelijk koud
en soms heel nat



-
Een woestijn van matras
Warm op de plekken waar jouw lichaam net nog was.



-
Ik druk mijn neuspuntje in het water
Mijn oogballen raken net het water niet
Ik zie veel bruin
Iets glibbert tussen mijn tenen
Belletjes schieten naar boven
Een hele slok sloot
De smaak van veel leven en ook veel dood





mail       instagram